Isoleren van houtskeletbouw is zeker mogelijk, maar laat u goed adviseren en laat de maatregelen door een professioneel bedrijf uitvoeren. Een houtskeletbouw kan met traditionele isolatiematerialen en met vochtregulerende isolatiematerialen worden na-geïsoleerd.
Traditionele isolatiematerialen
Bij het isoleren van houten buitenwanden dient een luchtspouw van minimaal 30 mm te worden aangehouden om de houten buitengevel goed te ventileren. Daarnaast moet aan de binnenzijde, achter het isolatiemateriaal, een dampremmende of dampdichte folie aangebracht worden om condensatie van binnenuit te voorkomen. Bij isolatiemateriaal dat nat kan worden, zoals minerale wol, wordt aan de buitenzijde, voor het isolatiemateriaal, ook een dampdoorlatende folie aangebracht om water van bijvoorbeeld regendoorslag tegen te gaan. Om de isolatie te plaatsen wordt de betimmering (deels) afgenomen en na het isoleren teruggeplaatst.
Vochtregulerende isolatiematerialen
De gevels kunnen ook met vochtregulerende materialen worden gevuld. Deze zijn dampdoorlatend en kunnen tijdens vochtige perioden waterdamp opnemen en dit tijdens drogere perioden weer afgeven. Dit verandert niets aan de isolerende eigenschappen maar zorgt voor een constanter vochtgehalte in de constructie en een kleinere kans op vochtproblemen. Hierbij hoeft geen dampremmende folie te worden toegepast.
De vochtregulerende isolatie kan op een traditionele manier in de vorm van platen worden aangebracht, maar kan ook als isolatievlokken ingespoten worden, zoals bij spouwmuurisolatie gebruikelijk is. Het voordeel hierbij is dat de bestaande constructie niet hoeft te worden ontmanteld. Het vullen van de spouw met isolatiemateriaal zonder vochtregulerende eigenschappen wordt sterk afgeraden, omdat eventueel vocht in de constructie dan niet weggeventileerd kan worden en dit tot houtrot kan leiden.
Voordelen
- Zorgt voor meer comfort en energiebesparing.
- Geen wijziging van het gevelbeeld van uw pand.
Aandachtspunten
- Er bestaat een kans dat het isolatiemateriaal niet overal volledig gelijkmatig is en dat er open plekken optreden. Dit kan met een warmtecamera in de winter opgespoord worden, waarna de onvoldoende geïsoleerde plekken worden nagevuld.